Historiek


Atletiekclub Genk, aansluitnummer 189 (189ste aangesloten club in België) bij de KBAB (Koninklijke Belgische Atletiek Bond) werd opgericht eind jaren ’40, meer bepaald op 20 september 1949.
De clubnaam was toen nog niet Atletiekclub Genk, maar Wiemesmeer AC. Wiemesmeer is een deelgemeente van de gemeente Zutendaal, een buurgemeente van Genk. Wiemesmeer AC werd opgericht onder patronaat van de steenkolenmijn André Dumont in Genk, die voor de financiële steun zorgde.
De voorzitter op dat moment was Duchateaux J.en de secretaris De Bakker L.

In 1950 werd de zetel van Wiemesmeer AC gevestigd rond de steenkolenmijnen van Zwartberg en Waterschei (huidig KRC Genk voetbalstadion), zodat in april ’51 de naam Wiemesmeer AC werd veranderd in Waterschei AC. De voorzitter was hier De Groeve A. en secretaris bleef De Bakker L.

Net als in de periode van Wiemesmeer AC bleef de steenkolenmijn zorgen voor een financiële steun en dit in vorm van een 20.000 BFR/jaar en het belangrijkste een legervrachtwagen en chauffeur voor het transport. Dit transport was absoluut nodig voor de verplaatsingen naar de jaarlijkse interclubs en de wedstrijden in de provincie Luik, die druk bezocht werden wegens gebrek aan meetings in onze omstreken. Deze vrachtwagen werd trouwens ook door de volleybalclub van Genk gebruikt die wegens gebrek aan goede accommodatie outdoor speelden.
De piste in deze periode, een voetbaloefenveld, was de enige accommodatie die er bestond.
Atleten waren o.a. Mikolajczyk, Smolka, Ratajczak, Ramzack, Vodnick, Lavniezack en later Virant.
Deze atleten werkten in de steenkoolmijn en deden na hun uren aan atletiek, vooral de kampnummers waren in trek bij deze atleten. Enkele van hen deden zelfs mee aan de Poolse spelen die hier jaarlijks werden gehouden.

De kogelstand die er toen stond stelde niets voor, enkel een ijzeren ring met houten balk die op het gras werd gelegd zodat er ook met spikes kon worden gestoten.
Speerwerpen gebeurde met een bamboe speer en spurtnummers werden gewoonweg op het gras gehouden met gekalkte lijnen.

Buiten deze Poolse atleten waren er nog vele andere mijnwerkers geïnteresseerd in de atletiek en het is hieruit dat de nu nog populaire Sint Barbara veldloop ontstond. Deze heette in het begin niet Sint Barbara veldloop, maar Grote Prijs der Mijnwerkers, toen de tweede grootste veldloop na de cross (Waalse krant) Le Soir. Deze Grote Prijs der Mijnwerkers was ook toegankelijk voor niet mijnwerkers en werd zodoende gewonnen door de bekende Reiff Gaston. Reiff won de gouden medaille in ’48 op de Olympische Spelen te London op de 5000 m en was houder van drie wereldrecords.
De veldloop werd gesponsord door zowel de steenkoolmijn als privé sponsors op de Stalenstraat die voor natura prijzen zorgden.

Nadat in ’53 De Groeve stopte als voorzitter, kwam er een nieuwe persoon op de voorgrond die bestempeld werd als “de” clubman van Genk, nl. Albert Sourbron. Hij, samen met de Sportaschool van Hoevezavel, de eerwaarde paters en het gemeentebestuur van Genk, zorgden ervoor dat Waterschei AC in ’61 haar eerste assepiste van 333 meters verkreeg aan het TIKB (Technisch Instituut Kempens Bekken) te Hoevezavel. Deze school was een technische school voor de mijnbouw.
Op de openingsmeeting aan het TIKB waren er deelnemende clubs van Maastricht, Luik en Aken aanwezig.

Veel atletiekclubs, laat staan atletiekpistes, trof men in Limburg nog niet aan zodat dit toch een belangrijke zet voorwaarts was voor Genk. Andere pistes waren er in Zolder, Diest en Hasselt.
Waterschei AC had in deze periode concurrentie van Zwartberg AC, een tweede atletiekclub in Genk, die eveneens gesubsidieerd werd door de steenkoolmijn en bestuurd werd door voorzitter Laterre.
Vermits Zwartberg AC geen piste had, ging ze stilaan terrein verliezen ten opzichte van Waterschei AC en stopte dan ook met hun atletiekactiviteiten.

Rond de periode van ’61 –‘62 liepen er al een 20 à 30 tal atleten rond op de trainingen. De atleten vanuit zowel Genk, Lanaken en Zonhoven kwamen er en dit niet met de auto, maar met de fiets als verplaatsingsmiddel. Ondanks dat het aantal atleten onder invloed van de scholencompetities en de JAL-bekers bleef stijgen, ontstond er een eerste stevige strubbeling in het bestuur en dit omtrent het financieel vergoeden en overdragen van atleten naar andere clubs wegens gebrek aan verdere ontplooiingskansen in deze club. Het ging hier vooral om topatleet kogelstoter Georges Schroeder. Trainer René Jaeken was van mening dat hij Georges niets meer kon bijleren en vroeg voor hem de overplaatsing aan naar Luik FC. De club was hier niet echt tevreden over zodat de strubbelingen begonnen. Veel deed dit niet af en Georges Schroeder vertrok dan ook naar Luik FC.

Er ontstond dan een soort spanning in de club en als dan Albert Sourbron in ’63 zijn taak als voorzitter neerlegde wegens tijdsgebrek en hij met zijn eigen sportzaak “Familia” begon, begon Waterschei AC wat te daveren. Albert bleef wel bij de club verbonden als schatbewaarder en stelde de kleedkamers van zijn sportzaak ter beschikking voor de club. Ook werd hier ieder jaar een heus bal met groot orkest gehouden wat een belangrijke financiële bijdrage voor de club betekende, want de steenkoolmijn was reeds gestopt met steun te verlenen. Deze opbrengsten werden vooral gespendeerd aan de huur van bussen voor verplaatsingen van atleten naar wedstrijden.

Tussen ’65 en ’68 bereikte Genk een echt dieptepunt in zijn nog prille bestaan. De hoofdreden was en dit is meestal in vele clubs het probleempunt, de financiële toestand van de club en het uitbetalen, ja of nee, van trainers en de Belgische kampioenen. Het aantal actieve leden was drastisch gereduceerd tot een 8-tal en het bestuur zette zich volledig in voor het behoud van de club.
Gelukkig wist de club hoofd boven water te houden en het was vanaf ’68 dat de club weer stilaan op toeren kwam en dit zowel op bestuursvlak als qua ledenaantal.

Het was in dit jaar (’68) dat het huidge Shoppingcenter in Genk de deuren opende voor het publiek. Er werd door de sportraad van Genk ook een tentoonstelling gehouden in deze Shopping. 
Op Paaszaterdag vond er ook de Sint-Barbara veldloop terug plaats die één jaar onderbroken was. Het is vooral het werk geweest van Marcel Linsen die hier vele contacten heeft gelegd zodat de club hier deze manifestatie kon organiseren. Het was immers een uitgesproken goede periode om hier de veldloop te organiseren, want er was veel volk aanwezig voor de opening van de Shopping en de tentoonstelling. De omloop van de veldloop lag rond de huidige Henri Decleenestraat, de Europalaan was nog niet getrokken.
Winnaar van de veldloop werd Karel Lismont.

Karel Lismont werd in 1971 Europees marathonkampioen en was tweemaal derde op wereldkampioenschappen veldlopen (1974-1978).

Na dit goede clubjaar in ’68 werd het clubbestuur beter georganiseerd en ging het ledenaantal weer de hoogte in. Het is in de beginjaren ’70 dat Genk samen ging werken met drie dochterclubs, nl. Lanaken, Opglabbeek en Dilsen. Sommige bronnen spreken zelfs van een vierde club, nl. Kolderbos.

Deze drie clubs wilden ook aan atletiek doen, maar financieel allemaal apart gaan en met ook stijgende concurrentie van anderen was dit niet opportuun. Daarom werd er een bondgenootschap opgericht waarbij iedere club wel een eigen voorzitter behield nl. Dubois voor Lanaken, Vliegen voor Opglabbeek en Snijers voor Dilsen. Het is hieruit dat Genk een zeer belangrijke atlete aantrok, nl. Rita Thijs uit dochterclub Dilsen. Deze atlete ging nog voor een belangrijk clubimago zorgen door deelname aan de Olympische Spelen in Montreal ’76. Rita had in deze periode een relatie met topatleet Ivo Van Damme die zelfs op de piste in Hoevezavel heeft gelopen.

Rond de jaren ’70 kwam de gemeente Genk voor de eerste keer financieel over de brug. De sportraad van Genk had toen Vangeneugden S. als voorzitter, bijgestaan door Vercruyce W. als secretaris.

Ook een zeer belangrijke periode voor de club was het jaar ’74 waar de club zijn eerste echte kunststofpiste (rubkorpiste) aan het Technisch Instituut Sint-Lodewijk (TISL) aan de Collegelaan bij de Bret verkreeg, waar men nu momenteel nog traint.

Deze piste kwam er na een overeenkomst met de school, de gemeente Genk en het bisdom Hasselt die trouwens tot op de dag van vandaag eigenaar is van de piste.

De Bret was inmiddels de jeugdplaats bij uitstek van Genk geworden en vele scholen bevonden zich in de buurt, zodat atletiek aan populariteit won en het ledenaantal omhoog ging. Rond de jaren ‘74-’75 begon het hamerslingeren een opgang te krijgen en Waterschei AC had hier een soort pioniersfunctie in.
De trainingen van hamerslingeren hadden ook plaats op deze nieuwe piste, maar omdat de hamers zoveel gaten in het middenplein maakten, werd deze atletiekdiscipline hier verder verboden door de directie van het TISL. Er moest dus een oplossing gevonden worden voor de hamerslingeraars en deze kwam er ook. Er werd een aparte werpstand opgetrokken in de Kneippstraat te Boxenstuif. Hier konden de werpers hun sporttak beoefenen, maar er moest wel opgelet worden voor de hoogspanningskabels die laag bij de grond hingen.
De pionier van deze sporttak was Roger Vanschoenwinkel, een atleet van Waterschei. Hij was in deze periode samen met Georges Schroeder nationaal werptrainer en zij gaven hier dan ook werptraining.

Zoals je ziet was Waterschei een echt goed bloeiende club en dit zowel qua bestuur, ledenaantal en als organisator van vele wedstrijden. Denk maar aan de Sint-Barbara veldloop (zo genoemd voor de eerste keer in 1973, want vanaf 1950 heette deze veldloop de Grote Prijs der mijnwerkers) aan het huidige KRC Genk voetbalstadion met als belangrijkste deelnemers Gaston Roelants en Emiel Puttemans. De veldloop werd hier gehouden van in 1950 tot en met 1957.
Later verhuisde deze veldloop naar Hoevezavel en de Henri Decleenestraat om vervolgens via Kattevenia, en dit van 1977 tot en met 1979 (winnaar Gaston Heleven) te eindigen in het sportbos (vanaf 1980) aan het sportcentrum van Genk. Vanaf dat de veldloop hier doorging werd er geen aparte veldloop meer georganiseerd voor de mijnwerkers.

Niet alleen de veldloop, de parkloop aan de Molenvijver, maar ook de interclubs, de stratenloop “Dwars door Genk”, een internationale wedstrijd en zelfs het Belgisch Kampioenschap snelwandelen werden georganiseerd.

Het BK snelwandelen had plaats op de piste aan het TISL op 31 mei 1981 met als gastpresentator Alain Coninckx (bekend VRT medewerker en toen live te volgen op toenmalig BRT radio).

Ook werd er jaarlijks een memorial Albert Sourbron georganiseerd (eerste in 1974) die nu helaas niet meer georganiseerd wordt.

Wij zitten nu in de periode ’80 waarin Paul Houben het voorzitterschap op zijn schouders nam. Hij was (en is nog steeds) dokter, wat ook een belangrijk punt is voor het imago van de club wegens de vele kennissen en contacten die hij had. Onder zijn bewind steeg het ledenaantal tot een 160 tal atleten. Rond het jaar ’84 werd de clubnaam veranderd van Waterschei AC naar Waterschei AC Genk.

Rond 1984 merken wij een enorme daling van het ledenaantal (reden ?) en dit werd onder leiding van Marcel Linsen en Guido Weegels en later door Yves Bulthé (kinesist) terug de hoogte ingebracht tot ’91.

In 1986 werd ook door de gemeente een bepaald bedrag vrijgegeven voor de eerste herstelwerken aan de piste, die zowat op alle plaatsen haar bovenlaag begon te lossen. De losgekomen lagen werden wat bijgeverfd, en de bocht na de aankomst werd volledig hernieuwd.
In 1992 zien we weer een daling van het aantal leden en dit kwam tot stand door een dispuut van de afstandslopers met het clubbestuur. In dat jaar groeide ook het idee voor het bouwen van een eigen clubhuis met de nodige sanitaire voorzieningen en een fitnessruimte in de kelderverdieping, maar het zal duren tot in september 1995 voor de definitieve werken beginnen.
Een groot aantal van de afstandslopers verlieten toen de club, zij trainden op een andere piste en voelden zich uitgesloten bij het bestuur en sloten zich aan bij ADD of Looise.
Hierna werd het ledenaantal zowat constant gehouden door voorzitter Jozef Mesotten (directeur van transportfirma DIS) en secretaris Paul Jans. Op 23 oktober 1996 werd de clubnaam weer veranderd en dit in AC GENK.

In 1997 zien we weer een terugval in het ledenbestand en dit omdat een aantal goede atleten vertrokken naar buurclub Hasselt (AVT). De reden lag vooral in de gebrekkige pistetoestand (nog steeds rubcor = zeer hard en veel kwetsuren voor senioren / junioren) en bijgevolg mindere trainingsfaciliteiten.

Na 1997 zien wij ondanks een goede clubwerking nog een dalende trend in het ledenaantal. De reden hiervan is veelvoudig, maar kan vooral verklaard worden in de slechte staat van de piste (rubcor piste door het Limburgs Atletiek Comité afgekeurd voor organisatie van Belgische/Limburgse kampioenschappen), verdere studies van oudere atleten en de hoofdreden het stijgende succes van KRC Genk die vele atleten omtovert tot voetballers.

AC Genk is genoodzaakt om volledig de kaart van de jeugd te trekken en regelmatig komt er een jeugdig talent bovendrijven. Intussen wordt door enkele jonge trainers en een nieuwe bestuursploeg o.l.v. van voorzitter Stefan Toth naarstig gewerkt om AC Genk terug op de atletiekkaart te zetten.

Vanaf 2000 wordt door de club de eerste besprekingen gevoerd met de Stad Genk, de school T.I.S.L. en het Bisdom om de atletiekpiste te verbeteren en vernieuwen. Na jaren van onderhandelen en onverdroten inzet wordt in het voorjaar van 2007 gestart met de aanleg ervan. In september 2007 kunnen we eindelijk de eerste meeting organiseren op onze prachtige nieuwe piste. De bedoeling is om deze infrastructuur in de toekomst nog verder aan te passen en te optimaliseren aan de noden van de club.

De vernieuwde piste, samen met het olympisch jaar 2008, met goud voor Tia Hellebaut in Bejing, zorgden voor een enorme stijging van het ledenaantal. Samen met een bloeiende joggersclub is AC Genk aan een serieuze groei bezig.
Hoopgevend is het om vast te stellen dat er terug een grotere doorstroming is naar de categoriën cadetten, scholieren en junioren in de club. Meestal hielden ze het hier voor bekeken of werden zij als beloftevolle atleet weggeplukt door de grotere clubs.

We mogen nu dromen van atleten die het blazoen van AC Genk meer glans geven door hun prestaties. Sommige atleten hebben de voorbije jaren hun neus al eventjes aan het venster gestoken. Zeker zo belangrijk, krijgen wij een doorstroming van enkele oudere atleten die zich geroepen voelen om hun kennis door te geven aan jonge beginnende talentjes.
Zoals vele clubs heeft ook AC Genk nood aan trainers en begeleiders om de aangesloten leden optimaal te kunnen blijven begeleiden.

Vanaf de ingebruikname van de vernieuwde atletiekpiste wordt volop ingezet op kwalitatieve jeugdopleiding van de talrijke atleten aangesloten bij AC Genk. De inzet van een dozijn gemotiveerde trainers is hier niet vreemd aan. De voorbije tien jaren heeft AC Genk dankzij haar volgehouden inzet haar plaats in het Limburgse en Vlaamse atletiekgebeuren terug kunnen innemen. Met tal van provinciale titels, enkele Vlaamse kampioenen en zelfs regelmatig een Belgisch kampioen vieren we sportief hoogtij. Ook de interclubprestaties van onze jeugd- en seniorploegen kennen het voorbije decennia een hoogtepunt. 

In 2016 geeft voorzitter Stefan Toth na 20 jaren van onverdroten inzet de fakkel door aan Frank Corthouts, een clubmens in hart en nieren. Als sportief coördinator en bestuurslid van de club timmerde hij, samen met de afscheidnemende voorzitter, jarenlang aan de fundamenten van het huidige AC Genk. Tesamen met een vernieuwd en jong bestuur wordt er verder gewerkt aan de toekomst van de atletieksport in Genk.

Scroll naar boven